Liturgie

Overweging bij Allerheiligen / Allerzielen 2015

Apok. 7, 9-10. 13-17

VERBONDENHEID                                                                         Mt. 5, 1-12a

Allerheiligen en Allerzielen, 1 en 2 november, worden vaak ik één adem genoemd.

Allerheiligen gaat om de verbondenheid met wie ons hebben vóórgeleefd. Het gaat om mensen die een inspirerend voorbeeld zijn geweest. Een kind zei eens, kijkend naar een glas-in-lood raam: heiligen zijn mensen die licht doorlaten. Dat is mooi gezegd. Het gaat om mensen, die zo hebben geleefd, dat ze iets van God hebben laten zien.

Sommigen zijn in de katholieke traditie officieel heilig verklaard. Maar er zijn veel méér mensen, die een ‘heilig’ leven leiden. Mensen met grote namen, maar ook gewone mensen die onopvallend goed zijn.

In het evangelie horen we vandaag wie er ‘zalig’ of ‘gelukkig’ genoemd worden. Opvallend is dat het niet gaat om grote prestaties, maar meer om een levenshouding, een innerlijke gesteldheid. Die houding wordt ‘arm van geest’ genoemd, zuiver van hart, mild, barmhartig.

Die arm zijn van geest: aan die behoort het koninkrijk van de hemel, - dwz de goddelijke werkelijkheid die hier en nu aanwezig is, bij ons, in deze wereld. Vanuit die goddelijke realiteit volgt er steeds – bij elke zaligspreking – een belofte: over troost ontvangen, overvloed, barmhartigheid.

Met die levenshouding ben je een mens naar Gods hart.

Over verbondenheid gesproken: verbondenheid met God!

En dan is er Allerzielen: de verbondenheid met wie vóór ons hebben geleefd.

Die verbondenheid is allereerst een diep gevoel, een gevoelde overtuiging.

De verbondenheid met een gestorven geliefde kan ook juist getekend zijn door een diep gemis. Verbondenheid via gemis en verdriet, verlangen.

Vanuit verbondenheid gedenken wij onze doden.

Overledenen gedenken: soms overheersen dankbaarheid en vrede om wie iemand voor je is geweest. Maar ook de pijn van het gemis wordt scherp gevoeld. Dat is rouwen.

Ik las ergens[1]: afval kun je verwerken, maar een verlies niet. Langzaam, vaak heel langzaam, probeer je het on-omkeerbare in de ogen te zien, en het te verweven met je leven. Maar in dat weefsel van je leven blijft die oneffenheid zichtbaar, het gaat nooit helemaal over. Het maakt ons tot de mens die we zijn: een mens met wonden in het hart die niet perfect geheeld zijn, de rafelrandjes zichtbaar. Want we hebben liefgehad.

Met eerbied voor die pijn en met dankbaarheid voor het geleefde leven gedenken we de doden. In het vertrouwen dat onze God ons daarbij ‘zaligspreekt’, die gunt ons troost, vrede, nieuw leven.

Laten we even stil worden....

 

[1] Riet Fiddelaers-Jaspers, in Berne, 10 09 2015